WAARDEN IN DE OPLEIDING, EEN VOORBEELD UIT DE AARDRIJKSKUNDE LEX STOMP
In het Concept herziene kerndoelen basisonderwijs (SLO, 1997, 1) vinden we waarden terug bij de 'Leergebied overstijgende kerndoelen'. Daar lezen we het volgende:
In de paragraaf van het vakgebied aardrijkskunde is dat ook het geval. Waarden komen daar aan de orde in de gebruikelijke vakmatige indeling: waarnemen en beschrijven, herkennen, verklaren en waarderen.
In de concepten Kerndoelen en Examenprogramma's voor het Vbo/Mavo (SLO, 1997, 2/3) spelen waarden eveneens een belangrijke rol.
In het examenprogramma aardrijkskunde lezen we voorts:
De conclusie mag duidelijk zijn, de kerndoelen geven genoeg aanknopingspunten voor waardenonderwijs. De lerarenopleiding dient aan deze nieuwe dimensie van het aardrijkskundeonderwijs de nodige aandacht te besteden (vgl. Hoekveld). Het gaat dan om het expliciet aan de orde stellen van waarden en om de didactiek van (onder andere) het omgaan met waardengeladen keuzes. Dit geldt zowel voor de Lerarenopleiding Basisonderwijs als voor de Lerarenopleiding voor het Voortgezet Onderwijs. Een voorbeeld uit de praktijk Dat studenten in de praktijk bij aardrijkskunde ook echt met waardengeladen vraagstukken in aanraking kunnen komen, blijkt uit het volgende voorbeeld uit de methode Atlantis die binnenkort gepubliceerd wordt: In een paragraaf over de ontwikkeling van het leven wordt een krantenartikel als bron gegeven voor een vraagstuk. In het artikel staat dat een professor in Bath erin geslaagd is kikkers te clonen zonder kop. Er wordt aangegeven dat het clonen van mensen zonder hoofd in het verschiet ligt om organen en weefsels te kweken voor transplantatie. In de bron worden verder nog enige juridische en ethische aspecten aangegeven. Naar aanleiding van deze uitdagende bron wordt een meningsvraag gesteld.
Een vraagstuk zoals dit veronderstelt twee kwaliteiten. Ten eerste moeten leerlingen het probleem kunnen beoordelen. Ze moeten een eigen mening kunnen geven, gebaseerd op goede achtergrondinformatie en op hun eigen waarden. Ten tweede moeten docenten dit soort keuzeproblemen aan de orde kunnen stellen en zij moeten hun leerlingen daarbij kunnen begeleiden.
Studenten die met meningsvraagstukken werken in de stage, geven aan dat ze het moeilijk vinden om hiermee om te gaan. Ze komen vaak niet verder dan dat zij de leerlingen een mening laten geven en in sommige gevallen vragen ze nog enkele argumenten voor de gegeven standpunten.
Een bruikbare definitie voor beoordeling is: "Het maken van een beredeneerde keuze uit diverse alternatieven voor het handelen, in persoonlijke of algemene zaken, op basis van persoonlijke waarden" (Cassidy & Kurfman, 1977). Waarden zijn hier de basis op grond waarvan iemand een probleemstelling kan beoordelen. Gezien het bovenstaande lesvoorbeeld, de onzekerheid van studenten bij dit soort zaken en de gegeven definitie is het belangrijk om aankomende leraren te trainen in deze beoordelingsvaardigheden en in het verwerken ervan in hun lessen in de praktijk. Dat betekent voor de opleiding het maken van keuzes op het gebied van de vakinhouden èn op het gebied van de vakdidactiek. Een voorbeeld uit een cursus ecologie Om aan te geven hoe studenten op Windesheim zelf werken met een keuzeprobleem, waarbij waarden een rol spelen, volgt hier een voorbeeld uit een ecologiecursus uit het vak aardrijkskunde. Het voorbeeld wordt zowel op de PABO als op de lerarenopleiding voortgezet onderwijs gebruikt. De studenten moeten een artikel lezen1 waarin een nogal complex probleem wordt geschetst. De belangrijkste conclusie van het artikel is: 'Ontbossing en bodemdegradatie worden direct veroorzaakt door commerciële ontbossing, fruitbedrijven, veehouders en kolonisators' (Konijn, 1993). De studenten hebben het artikel (thuis) gelezen en gaan in tweetallen aan de volgende opdrachten werken:
figuur 1: Model van de 4 Bestaansdimensies
De studenten die op deze gestructureerde manier de opdracht uitwerken, vinden dat ze zo een goed zicht krijgen op het probleem, op de belangengroepen en hun verhoudingen en op de structurele componenten van het probleem (figuur 1).
Perspectief wisselen
Twee aspecten spelen in deze werkwijze een opvallende rol. In de eerste plaats het zogenaamde perspectief wisselen. Dit wordt in de stappen 3, 4 en 5 nadrukkelijk gedaan met behulp van het model van de 4-bestaansdimensies.
De vraag die dan naar voren komt is: behoort het tot de taak van de onderwijsgevenden om de persoonlijke en emotionele motieven achter een stellingname aan de orde te stellen en zich daarmee te begeven op het terrein van de persoonsvorming?
Waarden in het onderwijs
Zoals reeds aangegeven: in het basis- en voortgezet onderwijs speelt het omgaan met waarden, zoals omschreven in de kerndoelen een steeds belangrijkere rol, ook in vakoverstijgende zin.
Kohlberg onderscheidt drie niveaus van morele ontwikkeling. Op het eerste niveau, het 'preconventionele niveau', gaat het om het concrete individuele perspectief. Goed of slecht wordt afgemeten aan de consequenties, het is een egocentrische vorm van moreel oordelen. Op het tweede niveau, het 'conventionele niveau', speelt de oriëntatie op de sociale omgeving een grote rol. Sociaal gedrag, het aanpassen aan regels en verwachtingen is nodig. Op het derde niveau, het 'post-conventionele niveau', komen principes in beeld. Het oordelen is afhankelijk van het geweten en van gekozen waarden. Dit niveau heeft een individueel en autonoom karakter. Een leerkracht moet zich bewust zijn van deze fasen bij de morele ontwikkeling van de leerlingen. Dan kunnen er situaties gecreëerd worden waarin de leerlingen gestimuleerd worden om het feitelijk aanwezige niveau (N) te overstijgen en moreel te leren redeneren op een niveau hoger (N+1). Er is echter nogal wat kritiek geleverd op het model van waardenontwikkeling van Kohlberg. Een belangrijk aspect van deze kritiek is, dat het model vooral cognitief van aard is. Ook hier gaat het vooral om het verstandelijk redeneren, het handelen blijft teveel buiten beeld. Daarnaast heeft Kohlberg waarden benadrukt als recht en gerechtigheid. Volgens Gilligan gaat het hierbij echter om vooral mannelijk gedetermineerde waarden. Zij bepleit het perspectief van de waarden zorg en verantwoordelijkheid (Murray, 1997). Deze waarden impliceren een attitudinale betrokkenheid.
In Nederland is er in het kader van Natuur & Milieu-educatie onderzoek gaande naar de kenmerken van leerprocessen. Dit onderzoek stelt dat er leerdoelen en vormingsdoelen zijn. De leerdoelen gaan in op begripsontwikkeling. De vormingsdoelen gaan uit van zorg en respect en gaan in op betrokkenheidsontwikkeling. De betrokkenheidsontwikkeling heeft naast invloed op zorg en respect, ook invloed op het aanleren van kennis en op een kritische houding ten aanzien van die kennis.
Waarden bij aardrijkskunde op de basisschool
Werken vanuit de begripsontwikkeling en de betrokkenheidsontwikkeling sluit aan bij het model van Kohlberg en honoreert tevens de kritiek van Gilligan. In de basisschoolleeftijd bevinden leerlingen zich op het precoventionele en conventionele niveau van morele ontwikkeling. Het is dan nodig om de leerlingen bij het moreel redeneren op de zogenaamde N+1 wijze aan te spreken.
Voor aardrijkskunde als onderdeel van Natuur en milieu-educatie laat het één en ander zich verder uitwerken in een didactisch model rondom betrokkenheid. Het stimuleren van waardenonderwijs vraagt om inhouden van lessen, die:
figuur 2: didactisch model
Deze elementen zijn fases die in de les(sen) aan de orde moeten komen in de gegeven volgorde. Het is wel mogelijk steeds terug te koppelen naar eerdere fases (Van Dijk & Stomp, 1996).
Waarden bij aardrijkskunde in het voortgezet onderwijs In het voortgezet onderwijs kunnen we uitgaan van de post-conventionele fase van de morele ontwikkeling, zoals Kohlberg die beschreven heeft. Dat betekent dat het kritisch individueel beoordelen van problemen een goede mogelijkheid biedt voor waardenonderwijs. De leerlingen kunnen werken aan keuzeproblemen, waarbij ze een standpunt in moeten nemen en waarbij ze hun keuzes moeten onderbouwen. Voor het vak aardrijkskunde is er voor het werken met keuzeproblemen een didactisch model ontwikkeld voor 'waardenbesef en oordeelsvermogen', dat overigens voor meerdere sociale vakken bruikbaar is. Dit stappenplan is een middel om op gestructureerde wijze een probleem te ontleden en te beoordelen.
figuur 3: stappenplan waardenbesef & oordeelsvermogen
Inmiddels is er bovendien een gefaseerde variant van verschenen, die tegemoet komt aan een gebruikelijke fasering van 'Leren leren' in drie onderwijsregimes: docentgestuurd, gedeelde sturing en leerlinggestuurd (Boekaerts & Simons, 1993, blz. 232).
figuur 4: gefaseerd stappenplan waardenbesef & oordeelsvermogen
Met behulp van dit stappenplan moeten de leerlingen een onderzoekende houding verwerven in vraagstukken met waardeoordelen. Ze moeten stapsgewijs leren een eigen mening te verwoorden en te onderbouwen. Als hierbij de vaardigheid van perspectief wisselen een rol speelt, zullen de leerlingen bovendien inzicht krijgen in andere meningen en achterliggende motieven. Studenten die in hun stages met het stappenplan werken, vaak aan de hand van de methode, geven aan dat het stappenplan werkt. Leerlingen zijn op deze manier goed in staat om een mening te geven. Wat studenten daarbij opvalt is dat de kwaliteit van de mening en argumentatie toeneemt naar mate leerlingen er vaker mee werken en indien er een goede afstemming plaats vindt naar de leerlingen toe door middel van de didactische keuze van de juiste variant. De werking van het stappenplan vinden zij ook hier vrij mechanisch. Het gaat meestal ook niet verder dan het geven van een mening en de argumentatie. Ook zijn leerlingen heel vriendelijk voor elkaar en bekritiseren zij elkaars mening of argumentatie nauwelijks.
Om naar de motieven achter de keuzes of oordelen van de leerlingen toe te gaan, zijn reflectieve vragen nodig als:
Het gaat verder dan argumenteren
Als we dieper willen gaan, moeten we aan de slag met waardencommunicatie en rollenovername. Het gaat dan om het reflecteren op morele beslissingen ten aanzien van belangrijke maatschappelijke vraagstukken. Persoonlijke en sociale posities spelen een rol.
Als we naar de ontwikkeling van de persoonlijke posities bij leerlingen kijken, dan gaat het bij waardenonderwijs om het volgende. De leerlingen wordt systematisch geleerd de in het geding zijnde wereld- en levensbeschouwelijke opvattingen, gevoelens en overwegingen te toetsen. Bij waardencommunicatie gaat het om de argumenten achter het eigen standpunt, waarden en normen daarin te prioriteren, de gezichtspunten van anderen te betrekken en de juistheid van het eigen oordeel aan te geven. Door middel van rollenovername wordt perspectiefwisseling en het betrekkelijk stellen van eigen oordelen bevorderd (Klaassen, 1996). Deze kijk op waardenonderwijs van Klaassen betekent dat de eerder weergegeven didactische modellen, weliswaar een goede aanzet zijn, maar dat ze eigenlijk te beperkt zijn. Het stappenplan 'waardenbesef en oordeelsvermogen' is bijvoorbeeld te kwalificeren als een model voor waardenverheldering. Kiezen en waarderen komen aan de orde en er kunnen standpunten verhelderd worden. Maar het is vooral een methode voor het argumenteren. Het ingaan op en werken met de achterliggende waarden die bij de keuzes een rol spelen ontbreekt nog. Ook kan het stappenplan gezien worden als een model voor een moreel dilemma, maar dan ligt het aan de inhoud of het om morele oordelen gaat. Zaken die dan aan de orde moeten komen bij aardrijkskunde zijn bijvoorbeeld ecologische vraagstukken of genetische manipulatie, zoals in het gegeven voorbeeld uit de methode Atlantis. Het stappenplan 'waardenbesef en oordeelsvermogen' wordt steeds meer gebruikt. Enkele aardrijkskundemethodes hebben het opgenomen in de opdrachten die gaan over het vormen van een mening. Dat is goed waar het gaat om het vormen van een eigen mening en het leren argumenteren. Maar bij argumenteren alleen mag het niet blijven. Wanneer achterliggende waarden niet aan de orde komen, is het gevaar van vrijblijvendheid en waardenrelativisme vooralsnog zeker aanwezig. Een volgende stap in een breder kader
Als we niet in waardenrelativisme willen blijven steken en als we willen dat waardenonderwijs een geïntegreerd onderdeel is van het onderwijs in de school, dan moeten er twee ontwikkelingen op gang komen.
In de Verenigde Staten staat een dergelijke proactieve en integrale manier van kijken naar de school (de zogenaamde 'Comprehensive approach'), in het middelpunt van de belangstelling. Bij de comprehensive approach gaat het om een alomvattende benadering van het onderwijs op school vanuit een aantal door het team centraal gestelde waarden. In dit verband is het model van Lickona interessant. Het gaat daarin om twee basiswaarden: respect en verantwoordelijkheid (Lickona, 1992).
Op weg naar waarden in het onderwijs Indien men waardenonderwijs als pedagogische opdracht wil inbedden in het geheel van de school, dan gaat het om de totale leeromgeving van het onderwijs. Waardenonderwijs veronderstelt keuzes. Op individueel niveau: wat kan een leerkracht doen, welke vormen van waardenonderwijs zijn er en welke didactieken worden er gebruikt? Op collectief niveau: hoe geeft een school of een opleidingsinstituut vorm aan waarden binnen haar pedagogische opdracht? In de nabije toekomst is het nodig dat er doorgaande leerlijnen voor waardenonderwijs ontwikkeld worden: als constanten in alle onderwijsprocessen. Hiervoor kunnen in eerste instantie de fases van morele ontwikkeling van Kohlberg een goede start zijn. Vervolgens zal er gewerkt moeten worden aan het expliciet omgaan met waarden en aan de bijbehorende uitwerkingen op het handelingsniveau. Bovendien moeten deze noties didactisch verder worden uitgewerkt, met name in methodes.
De lerarenopleidingen staan voor de uitdaging om studenten de mogelijkheden te bieden om zich te bekwamen in het begeleiden van leerlingen in het kader van waardenonderwijs.
- AARTS, C.W.J. & BOSCH H.M.J. VAN DEN, Aardrijkskunde op de basisschool. Van Goor Zonen, Amsterdam, 1984. - ALBLAS, A.H., BROERTJES, J.J.S., JANSSEN, F.J.J.M. & WAARLO, A.J., Begrip en betrokkenheid (Bouwstenen voor leerbare thema's in natuur en milieu-educatie). Landbouwuniversiteit Wageningen & Rijksuniversiteit Utrecht, 1993. - BAILEY, P. & FOX, P, Geography teacher's handbook. The Geographical Association, Sheffield, 1996. - BOEKAERTS, M. & SIMONS, P.R.J., Leren en instructie. Dekker & Van de Vegt, Assen, 1993. - CASSIDY, E.W. & KURFMAN, D.G., 'Decision making as a purpose and process'. In: Developing decision making skills. National Council for Social Studies, Arlington, 1977. - DIJK, H. VAN, RIEZEBOS, A., & STOMP, L., 'Onderzoeken en beoordelen'. In: Berg, G. van den, Stiphout, H. van & Vankan, L. (red.), Handboek vakdidactiek aardrijkskunde. Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1995. - DIJK, H. VAN & Stomp, L., 'Involvement, the key to environmental education'. In: Schee, J. van der & Trimp, H. (red), Innovation in geographical education. KNAG Utrecht & IGU Amsterdam, 1996. - HOEKVELD, G.A., 'Ethiek in de schoolaardrijkskunde: een lange weg te gaan'. In: Geografie Educatief, eerste kwartaal, 1998. - KLAASSEN, C., Socialisatie en moraal (onderwijs en waarden in een laat-moderne tijd). Garant, Leuven/Apeldoorn, 1996. - KLAASSEN, C., 'Op weg naar pedagogisch meesterschap'. In: Filosofie & Onderwijs, nr. 6, 1997. - LICKONA, T., Educating for character. Bantam Books, New York, 1992. - MURRAY, M.E., Moral development and moral education: an overview. Web-site Internet, Department of Psychology, University of Illinois at Chicago, 1997. - STICHTING LEERPLANONTWIKKELING, Concept herziene kerndoelen basisonderwijs. SLO, Enschede, 1997, 1. - STICHTING LEERPLANONTWIKKELING, Kerndoelen aardrijkskunde basisvorming. SLO, Enschede, 1997, 2. - STICHTING LEERPLANONTWIKKELING, Concept eindexamenprogramma aardrijkskunde Vbo/Mavo. SLO, Enschede, 1997, 3.
- VEUGELERS, W., 'Kritisch leren denken in het studiehuis'. In: Verbum, nr. 64, 1997.
Terug naar Studiehoek 2: Artikelen |