Partners in opvoeding in het basisonderwijs
Ouders en docenten over de pedagogische opdracht en de pedagogische afstemming tussen school en gezin.
Inhoud:
OPZET EN UITVOERING VAN HET ONDERZOEK
Opzet en uitvoering van het onderzoek Het onderzoek heeft plaats gevonden onder ouders en docenten van kinderen uit de groepen vier tot en met zeven. Er is bij de wervingsprocedure gekozen voor het selecteren van een gering aantal scholen, dit gezien de doel- en vraagstelling van het onderzoek en het arbeidsintensieve karakter van de onderzoeksopzet. Nadrukkelijk is gekozen voor een zekere diversiteit in het scholenbestand. Hiervoor is contact opgenomen met verschillende schoolbegeleidingsdiensten. Uiteindelijk zijn zes scholen geselecteerd en bereid gevonden voor deelname: een vernieuwings-, openbare en katholieke school in verschillende dorpen; een montessori-, een protestants-christelijke en een openbare school in verschillende steden. Ook de samenstelling van de sociale milieus van de scholen varieert.
Er is gekozen voor een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek volgens de zogenaamde Delphi-methode, bestaande uit drie rondes:
De Delphi-methode is een instrument voor beleidsontwikkeling en het bevorderen van participatie. Daarbij gaat het niet zozeer om het streven naar consensusvorming tussen de deelnemers, maar om het verhelderen van uiteenlopende standpunten en het verkrijgen van een breed beeld van opvattingen over de betreffende problematiek. Met dit onderzoek wordt niet gestreefd naar een representatief beeld van opvattingen van ouders en docenten over waardenopvoeding op school en de pedagogische afstemming tussen school en gezin, maar naar probleemrepresentativiteit. Het moet een breed beeld geven van uiteenlopende opvattingen van ouders en docenten over de inhoudelijke en formele afstemmingsproblematiek.
Als gevolg van maatschappelijke processen als secularisatie en waardenfragmentering kan niet meer gesteld worden dat ouders en docenten wat betreft opvattingen over waardenopvoeding op een lijn zitten. Voorwaarde voor samenwerking en afstemming tussen school en ouders is het scheppen van duidelijkheid over elkaars verantwoordelijkheden op het gebied van opvoeding.
Een ander opvallend resultaat is dat ouders en docenten veel belang hechten aan aandacht voor conformistische doelen. Het begrip lijkt een andere invulling te hebben gekregen dan enige decennia geleden. Conformiteit wordt door de meeste ouders en docenten beschouwd als voorwaarde voor het functioneren in de samenleving en als voorwaarde voor de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen. Het begrip wordt nauwelijks geassocieerd met autoritair optreden en onderworpen volgzaam gedrag. Aandacht voor conformiteit wordt beschouwd als praktische steunpilaar ten behoeve van de persoonlijke en sociale ontwikkeling van kinderen, gedragen door regels, afspraken en het consequent aanbieden van structuur, in een veilig en rustig klimaat.
Uit het onderzoek blijkt dat ouders en docenten nauwelijks van elkaar verschillen wat betreft opvattingen over opvoedingsdoelen. Ook zien ouders en docenten geen strikte taakverdeling tussen school en gezin wat opvoeding betreft. De school en het gezin behoren elkaar waar nodig aan te vullen. Wel is het zo dat de primaire verantwoordelijkheid, zowel door de ouders als door de docenten, bij de ouders wordt gelegd Maar ook komt naar voren dat ouders en school elkaar beschouwen als 'partners in de opvoeding'.
Een opmerkelijke constatering is dat docenten in het basisonderwijs zichzelf niet alleen beschouwen als 'professionals' op het gebied van kennis en vaardigheden, maar dat ze zichzelf ook deskundig achten op het gebied van waardenopvoeding. Over het algemeen zijn ze van mening dat ze door hun jarenlange ervaring beter zicht hebben op ontwikkelingsprocessen van kinderen dan ouders.
De pedagogische opdracht sluit nauw aan bij de tendens in de samenleving en het bedrijfsleven meer aandacht te vragen voor de ontwikkeling van sociale en persoonlijkheidsaspecten die nodig zijn om op een adequate wijze te functioneren in verander(en)de situaties. Vooral voor de school ligt hier een belangrijke taak. Uit het onderzoek blijkt, ook al zien ze geen strikte taakverdeling, dat ouders en docenten wel verschillende mogelijkheden zien voor school en gezin om aandacht te besteden aan waardenopvoeding. Zo werken docenten altijd met groepen leerlingen, zodat de school een geschikte plaats is om het sociale gedrag van leerlingen te stimuleren. Op school hebben leerlingen de mogelijkheid om rekening met elkaar te leren houden en kunnen leerlingen worden aangezet tot onderling overleg.
Uit het onderzoek blijkt dat ouders te weinig worden geïnformeerd over het pedagogisch beleid van de school en de opvoedingsideeën van docenten. Van groot belang voor het slagen van de pedagogische afstemming tussen school en gezin is een betere informatie-uitwisseling over wat men feitelijk doet aan waardenopvoeding en over 'het waarom' van bepaald handelen. Kritische geluiden die over en weer te beluisteren zijn, kunnen voor een groot deel worden teruggevoerd op gebrek aan communicatie. Te veel blijft onbesproken waardoor verkeerde beelden en misverstanden ontstaan.
Naast communicatie over samenwerking en afstemming tussen school en ouders zou er meer aandacht moeten zijn voor communicatie over concrete interpretaties van opvoedingsdoelen. Wat betekent gehoorzaam zijn? Wat zijn waarden en normen? Er moet dan wel aan een aantal voorwaarden voldaan worden om te komen tot een open en vruchtbare dialoog. Men moet bijvoorbeeld echt luisteren naar elkaar en elkaars verschillende deskundigheid en opvattingen serieus nemen.
Docenten moeten het 'goede voorbeeld' geven, bijvoorbeeld door zich te houden aan afspraken en beleefdheidsvormen in acht nemen. Ouders en docenten vinden het belangrijk dat de docent zich presenteert als 'mens van vlees en bloed', met zowel sterke als zwakke kanten. Volgens ouders en docenten is het pedagogisch wenselijk om 'de mens' achter de docent zichtbaar te maken.
Niet alle docenten zijn voorstanders van de idee dat ouders partners zouden moeten zijn van de school. Daar liggen verschillende redenen aan ten grondslag. Een veel gehoorde reden is de taakzwaarte van de docent. Ouders hebben maar met een of enkele docenten te maken, terwijl docenten contact moeten onderhouden met tientallen ouders. Overigens zitten er niet alleen maar nadelen aan de pedagogische autonomie van docenten. De relatieve autonomie van het onderwijs in het algemeen en van de docent in het bijzonder, heeft als positieve kant dat het onderwijs niet geheel met de waan van de dag meegaat. Docenten laten zich deels leiden door eigen doelstellingen en inzichten, die zich niet direct door de consumptieve vraag van de markt laten verdringen.
Uit het onderzoek komt naar voren dat docenten positiever zijn over het schoolklimaat dan de ouders. Ook komt naar voren dat docenten maar vooral de ouders meer tevreden zijn over het gedrag van de docenten dan over het gedrag van de leerlingen. Een verklaring voor de verschillende zienswijzen kan worden gevonden in het perspectief waarmee ouders en docenten kijken naar het schoolklimaat. Uit het onderzoek komt naar voren dat ouders en docenten waardenopvoeding op school beschouwen vanuit verschillende referentiekaders. Ouders zijn vooral emotioneel betrokken bij de opvoeding van hun kinderen, docenten nemen meer afstand en hanteren vooral het functioneren van de groep als uitgangspunt. Daardoor zijn docenten over het algemeen beter in staat het individuele gedrag van leerlingen te relativeren. Docenten bezien de ontwikkeling van het kind vaak in een breder en langer termijn perspectief.
In het overheidsbeleid zou meer aandacht voor deze cultuurkenmerken gewenst zijn. Onderzoek naar de socialiserende werking van het schoolklimaat is nauwelijks voorhanden. Onderzoek en beleid gericht op de 'andere kwaliteit' van het onderwijs (dan alleen de instrumenteel - cognitieve prestaties) en op de samenhang van schoolklimaat en school-effectiviteit, zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de pedagogische opdracht van het onderwijs.
Op weg naar een constructief pedagogisch schoolbeleid
Belangrijk is dat de school een pedagogisch beleid formuleert, vastgelegd in een pedagogisch beleidsplan.
Men kan vraagtekens zetten bij de idee dat de pedagogische en cognitieve opdracht van de school met elkaar strijdig zouden zijn en bij de veronderstelling dat de tijd die wordt besteed aan de pedagogische opdracht, ten koste gaat voor cognitieve vakken. Op scholen waar aandacht is voor waardenopvoeding en samenwerking plaatsvindt tussen ouders en docenten kunnen ook cognitief betere prestaties behaald worden.
(*)Tegelijkertijd met de studie van Klaassen en Leeferink is verschenen 'Opvoeden in het voortgezet onderwijs' dat de resultaten bevat van een onderzoek naar opvattingen van ouders, docenten en leerlingen uit het voortgezet onderwijs. De auteurs zijn: Wiel Veugelers en Ewoud de Kat van Instituut voor de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam.
Meer informatie * Partners in Opvoeding in het basisonderwijs. Ouders en docenten over de pedagogische opdracht en de pedagogische afstemming tussen school en gezin, ISBN 90-232-3423-5, Uitgeverij Van Gorcum, fl 29,50, 136 pagina's. Te bestellen bij de boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever telefoon (0592) 37 95 56, e-mail: assen@vqorcum.nl * Voor meer informatie over het onderzoek kunt u contact opnemen met dr. Cees Klaassen, afdeling onderwijskunde van de Katholieke Universiteit van Nijmegen, telefoon (024) 361 23 46 of met Stichting Jeugdinformatie Nederland, public relations, Yvonne Teitsma, telefoon (030) 239 44 43. Stichting Jeugdinformatie Nederland, Postbus 1373, 3500 BJ Utrecht, tel (030) 239 44 33, fax (030) 239 44 56, e mail: jeugdinformatie@sjn.nl Internetadres: http://www.sjn.nl Terug naar Studiehoek 2: Artikelen |