Gepubliceerd in februari 1999 (*)
De leerkracht als opvoeder
Gedurende de periode november 1996 tot april 1998 hebben Cees Klaassen en Han Leeferink van de afdeling Onderwijskunde van de Katholieke Universiteit Nijmegen een onderzoek uitgevoerd naar de opvattingen van ouders en leerkrachten over de opvoedende taak van de basisschool en de mogelijkheden om de samenwerking tussen scholen en gezinnen te bevorderen. In het januarinummer is in het artikel 'Samen werken aan opvoeding' reeds aandacht besteed aan enkele resultaten van dit onderzoek. Zoals de titel van het artikel al doet vermoeden werd geconcludeerd dat scholen en gezinnen samen moeten werken aan opvoeding. Ouders en leerkrachten zijn het eens over gewenste opvoedingsdoelen en over de taakverdeling tussen school en gezin. Ook werd duidelijk dat de dialoog over opvoedingsdoelen een vaste plaats verdient in het opvoedingsbeleidsplan van de school. Essentieel voor het dragen van een gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid is een systematische dialoog over waarden, normen en opvoedingspraktijken.
Een onderdeel van het onderzoek betrof de vraag naar de opvoedende taak van de leerkracht: heeft de leerkracht een opvoedende taak, en zo ja, hoe ziet deze taak er dan uit? In dit artikel ga ik in op de opvattingen van ouders en leerkrachten over de wijze waarop leerkrachten aandacht kunnen besteden aan opvoeding op school. Gezien de veelomvattendheid van de thematiek beperk ik me hier tot vier onderwerpen: het gesprek over waarden, de voorbeeldrol van de leerkracht, de onderlinge omgangsvormen en het maken van afspraken met kinderen. Tot slot geef ik enkele richtlijnen om de opvoedende taak van de leerkracht te evalueren en te integreren in het opvoedingsbeleid van de school.
Zonder uitzondering zijn ouders van mening dat de leerkracht naast een lesgevende taak ook een opvoedende taak heeft. "Ik huur geen robot in. Ik wil graag dat mensen met mijn kinderen omgaan. Ze zijn toch wel voor een heel groot gedeelte van de dag op school". Maar ook leerkrachten beschouwen zichzelf als (mede)opvoeders. "Een kind moet het gevoel hebben van wat er ook gebeurt, ook al zit hij in een vreselijke rotsituatie thuis: de meester of juf vindt me de moeite waard. Dat vind ik een heel belangrijk gegeven. Een kind moet zich goed kunnen voelen bij een leerkracht en dat heeft met opvoeden te maken, met de manier waarop je als leerkracht voor je groep staat, welk taalgebruik je hebt, hoe je lichaamstaal is, hoe je verzorging is". Lesgeven zonder aandacht voor opvoeding is volgens hen helemaal niet mogelijk. "Je kunt niet lesgeven zonder discussie over waarden en normen. Je kunt niet lesgeven zonder opvoedkundige taken op je te nemen ... Leerkrachten die alleen maar lesgeven die hebben ordeproblemen in de klas. En die branden voor hun vijftigste finaal af". Bovendien wordt benadrukt dat leerkrachten die alleen maar lesgeven niet betrokken zijn bij hun leerlingen. "Kinderen voelen het ook. Kinderen voelen als je er niet bij betrokken bent. En als je alleen maar puur lesgeeft dan ben je er dus niet bij betrokken".
Ouders en leerkrachten zijn het dus eens over de idee dat de leerkracht een opvoedende taak heeft. In het artikel 'Samen werken aan opvoeding' werd duidelijk dat ook overeenstemming bestaat over de na te streven opvoedingsdoelen. Dan rest natuurlijk de vraag op welke wijze leerkrachten aandacht moeten besteden aan opvoeding op school. Het onderzoek laat zien dat ouders en leerkrachten geen voorkeur hebben voor één bepaalde manier van werken. Ze zijn juist van mening dat diverse methoden naast elkaar gebruikt dienen te worden. Zo verdient het gesprek over waarden met en tussen kinderen een vooraanstaande plaats in het curriculum van de basisschool. "Kinderen moeten uitgenodigd worden om te praten over normen en wat ze daar over vinden. Wat vindt je daar nu van: mag hij nou die bal die hij op straat gevonden heeft houden of niet? Ga daar nou eens over praten". In de groepsinterviews werd benadrukt dat een dergelijk gesprek vooral nuttig is als het plaatsvindt naar aanleiding van een concreet voorval in de schoolpraktijk. "Ik denk dat gesprekken in de kring over waarden en normen veel meer indruk maken als dat wordt aangegaan naar aanleiding van een incident. Als iemand bijvoorbeeld het onderwerp is van spot of buitengesloten wordt, vanwege dingen als kleding, sociale positie". De leerkracht moet daarbij wel in de gaten houden dat het gesprek over waarden niet per definitie wordt verbonden met probleemgedrag. Praten over waarden heeft vooral te maken met praten over datgene wat zinvol en nastrevenswaardig is. Ook voor het vormen van een eigen mening en het leren maken van keuzen is het gesprek over waarden van belang. Leerkrachten kunnen bijvoorbeeld met kinderen praten over de betekenis van waarden. Wat is nou precies rechtvaardigheid? Wat wil vriendschap eigenlijk zeggen? Is respect voor anderen belangrijk? Maar ook een verhaal waarin diverse waarden met elkaar botsen of de komst van een kind uit een andere cultuur kunnen aanleiding zijn voor een gesprek over waarden. Essentieel is dat kinderen leren nadenken over hun eigen waarden en over de waarden van anderen. De opvoedende taak van de leerkracht bestaat voor een groot deel dan ook uit het organiseren van gesprekken waarin kinderen zich vrij voelen om te spreken over waarden, gevoelens en gedrag.
Naast het gesprek over waarden wordt ook veel waarde gehecht aan het voorleven van waarden door leerkrachten. Ouders en leerkrachten zijn van mening dat op school altijd waarden worden overgedragen. "Ik denk dat er in het lesgeven, gewoon hoe er met elkaar omgegaan wordt in het team en naar de kinderen toe, dat jij dan al een heleboel waarden en normen overdraagt. Waarden en normen overdragen gebeurd vaak op een impliciete manier. De manier waarop jij met de anderen omgaat laat iets zien van wat jij als norm daarbij hanteert". Volgens veel ouders en leerkrachten vervult het voorleven van waarden een sleutelrol in het opvoeden van kinderen. "Ik denk als je waarden en normen over kunt brengen door je gedrag dat je dan meer bereikt dan door praten". Ouders en leerkrachten delen dan ook de overtuiging dat de leerkracht een voorbeeld moet zijn voor kinderen. "De leerkracht moet een voorbeeld zijn maar dan ook in de betekenis van het voorbeeld dat de leerkracht een mens is. Dus met alle goede en slechte eigenschappen... van A tot Z. Dus met de goede dingen, met de slechte dingen, met de boosheid en met het verdriet". Het mag niet zo zijn dat leerlingen de leerkracht op een voetstuk plaatsen. "Ik denk niet dat de leerkracht als een heiligheid moet gezien worden die absoluut geen fout mag maken en die op een voetstuk staat, want ik vind dat mijn kind ook best mag zien dat als de meester boos is ... Als een leerkracht zich als een supermens voordoet denk ik dat een kind daar z'n hele schoolperiode lang mee worstelt, van: hoe kan ik daar ik godsnaam aan voldoen. Ik denk dat dat heel frustrerend is voor kinderen ook". Belangrijk wordt bijvoorbeeld gevonden dat de leerkracht zijn excuses kan aanbieden. "Alleen al het feit dat je een keer flipt en een keer kwaad wordt en vloekt in de klas en zegt sorry, ik heb m'n dag even niet maar ik werd even te kwaad, dan ga je in feite al weer terug naar je normen en waarden". Volgens veel ouders en leerkrachten gaat van de voorbeeldrol van de leerkracht een grote vormende werking uit. "Je kunt heel veel dingen uitdragen met woorden: wij willen het op school zus en zo, en je moet je zo gedragen, dit zijn de normen, dit zijn de waarden met wat voorbeelden, maar als een leraar zichzelf daar niet aan houdt dan heeft dat niet zoveel waarde". Leerkrachten zouden hun voorbeeldrol dan ook op een positieve manier moeten gebruiken. "Als jij zelf nooit luistert naar een kind zal dat kind ook minder geneigd zijn om naar jouw te luisteren". Ouders en leerkrachten vinden dat de leerkracht ook buiten de school een voorbeeld is. "Ik zou het heel raar vinden als we in de school zeggen van we groeten elkaar en ik kom een kind buiten school tegen en ik groet niet. Het is eigenlijk een soort tweede huid geworden. Een tweede natuur. Je doet het gewoon. Je vindt je altijd gecontroleerd". Veel ouders benadrukken dat de wijze waarop leerkrachten zich buiten de school gedragen ook van invloed is op hun eigen beeldvorming van de school.
Ouders en leerkrachten zijn geen voorstanders van het strikt overdragen van waarden en normen. "Waarden en normen overdragen, dat kan niet. Dan moet je ze een papiertje geven en zeggen morgenochtend moet je ze opzeggen. Ze weten niet wat er achter steekt. Waarom mag ik geen gvd zeggen? Ga me maar eens vertellen waarom ik dat niet mag. Ze moeten een innerlijk besef krijgen. Niet door het formuleren van een norm en te zeggen van zo moet het, maar door de manier waarop je bezig bent en omgaat met anderen, dat je het daar aan laat zien".
In de literatuur over onderwijs en waarden wordt herhaaldelijk gewezen op de betekenis van de onderlinge omgangsvormen voor de sociale vorming van kinderen. Met name de verhouding tussen leerkrachten en leerlingen is daarop van invloed. Het onderzoek laat zien dat ook ouders en leerkrachten veel waarde hechten aan de wijze waarop op school met elkaar wordt omgegaan. Er wordt bijvoorbeeld gewezen op het belang van een goed functionerend schoolteam waarin de leden elkaar op hun verantwoordelijkheden durven te wijzen. "Op mij wekt het de indruk dat het hier een goed draaiend team is. En ik denk dat dat zeer bepalend is voor de sfeer op school en de veiligheid op school. Wat zij met elkaar uitstralen en waar ze voor staan". Ook de positieve benadering van kinderen wordt belangrijk gevonden. "Onze moeilijkste groep noemen we onze boeiende groep. Je kunt een groep kapot maken door daar samen steeds te negatief over te denken. Want dan wordt het die rotgroep en die bestaat niet want je moet er samen aan werken. Je moet daar heel voorzichtig mee zijn". In dit verband moet er volgens ouders en leerkrachten ook veel aandacht zijn voor de omgangsvormen tussen kinderen. Het onderzoek toont dat met name ouders daar mindere tevreden over zijn. De leerkracht heeft altijd te maken met een groep kinderen. Dit gegeven kan worden aangegrepen om de sociale ontwikkeling van kinderen te stimuleren. Kinderen kunnen elkaar helpen, kinderen kunnen leren luisteren naar elkaar en kinderen kunnen samen opdrachten uitvoeren. De opvoedende leerkracht moet regelmatig beseffen dat kinderen in hoge mate gevormd worden door de op school heersende omgangsvormen. Dit betekent dat leerkrachten ernaar zouden moeten streven dat kinderen de school ervaren als een veilige en zorgzame school. Leerlingen moeten zich verbonden voelen met de school en met elkaar.
Een laatste manier om aandacht te hebben voor opvoeding op school is volgens ouders en leerkrachten het opstellen van regels en het maken van afspraken met kinderen. Het aanbieden van een ordelijke en veilige leeromgeving wordt als voorwaarde gezien voor de sociale ontwikkeling van kinderen. Ouders en leerkrachten denken daarbij aan heel concrete afspraken als petjes af in de klas, niet fietsen op het plein en luisteren naar elkaar. Ook wordt gedacht aan regels die gericht zijn op de bescherming van het kind als persoon. "Doe niets bij een ander wat jezelf ook niet fijn zou vinden". Maar het opstellen van regels is volgens hen echter niet voldoende. Het is vooral van belang om regels inzichtelijk te maken voor kinderen. Ze moeten begrijpen waarom iets wel of niet mag. "Het kind moet het inzien voordat het er überhaupt aan kan gehoorzamen. Een kind moet weten waarom het moet gehoorzamen. Ik denk dat je daar ook wat meer nadruk op moet leggen. Als een kind alleen maar luistert omdat jij ouder bent, dat houdt je niet lang vol". Bovendien wordt regelmatig gewezen op het belang van zinvolle regels. "Aan het begin van het schooljaar zijn ook al die regels opnieuw aan de kinderen verteld en daarbij ook waarom. We hebben ze ook zinvol gemaakt. Eerst stond er bijvoorbeeld alleen van naast de fiets lopen maar we hebben duidelijker gemaakt: naast de fiets lopen als er kinderen op de speelplaats zijn, want we vinden het onzin om te zeggen van naast de fiets lopen als er geen kip op de speelplaats is".
"... er wordt alleen gekeken naar de CITO-toetsen en de resultaten die de jaren daarvoor behaald zijn dus aan opvoeding is soms geen eer te behalen". De samenleving doet de laatste jaren een groot beroep op scholen om aandacht te besteden aan waarden, normen en opvoeding. Naast het gezin wordt de school als belangrijkste instantie gezien voor de sociale en morele ontwikkeling van kinderen. Dit gegeven zouden leerkrachten moeten aangrijpen om het aanzien van het leerkrachtenberoep enigszins op te vijzelen. De leerkracht vormt immers een cruciale schakel in het volwassenwordingproces van kinderen. Ook de overheid zou meer ruimte moeten scheppen en middelen beschikbaar moeten stellen om de opvoedende taak van leerkrachten mogelijk te maken. Maar los daarvan kunnen scholen ook veel zelf doen. Vaak is het niet zozeer een kwestie van extra taken aannemen maar van bestaande taken herinrichten. Om de opvoedende taak van de leerkracht te integreren in bestaande schoolpraktijken zou het goed zijn als scholen een expliciet opvoedingsbeleid formuleren waarin de taken van de leerkracht duidelijk omschreven staan. Onderdeel van dit plan zou een lijst met aandachtspunten moeten zijn waarmee leerkrachten regelmatig hun rol als opvoeder kunnen evalueren. Deze lijst zou onder andere kunnen bestaan uit de volgende punten:
Han Leeferink
Afdeling Onderwijskunde
Klaassen, C. & Leeferink, H. (1998). Partners in opvoeding in het basisonderwijs. Ouders en docenten over de pedagogische opdracht en de afstemming tussen gezin en school. Assen: Van Gorcum. Leeferink, H. (1999). Samen werken aan opvoeding. De wereld van het jonge kind, 26, 5, 138-141.
* Met toestemming van de redactie overgenomen uit:
Terug naar Studiehoek 2: Artikelen |