Gepubliceerd in maart 1999 (*)
Het gesprek over opvoeding
In twee eerdere artikelen heb ik aandacht besteed aan de resultaten van een onderzoek naar de opvattingen van ouders en leerkrachten over de opvoedende taak van de basisschool en de samenwerking tussen ouders en leerkrachten, dat is uitgevoerd door Cees Klaassen en Han Leeferink van de afdeling Onderwijskunde van de Katholieke Universiteit Nijmegen. In het artikel 'Samen werken aan opvoeding' werd geconcludeerd dat ouders en leerkrachten het eens zijn over gewenste opvoedingsdoelen en het dragen van een gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid. Ook werd, via enkele voorbeelden uit de praktijk, het belang van het samen werken aan opvoeding aangetoond. In het artikel 'De leerkracht als opvoeder' werd ingegaan op de opvoedende taak van de leerkracht en de wijze waarop deze aandacht kan hebben voor opvoeding op school. Tevens zijn een paar handreikingen gegeven waarmee leerkrachten hun opvoedende activiteiten zouden kunnen evalueren en integreren in het opvoedingsbeleidsplan van de school. In het laatste artikel uit deze reeks wil ik de aandacht met name richten op de vraag naar de wijze waarop ouders en leerkrachten kunnen samenwerken op het gebied van de opvoeding. Net als in de vorige artikelen staat ook hier weer het perspectief van de ouders en de leerkrachten centraal: hoe denken ouders en leerkrachten over de relatie tussen school en gezin en welke ideeën hebben zij om deze relatie te verbeteren?
In het platformdebat over de pedagogische opdracht dat op initiatief van voormalig minister Ritzen van Onderwijs en Wetenschappen georganiseerd is, werd veelvuldig benadrukt dat het gezin en de school elkaar zouden moeten aanvullen als het gaat om opvoedingspraktijken. Voorwaarde voor het dragen van een gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid is echter dat ouders en leerkrachten hierover regelmatig contact onderhouden, zeker als het gaat om de opvoeding van jonge kinderen. Om redenen van deze aard is in het onderzoek veel aandacht besteed aan de opvattingen van ouders en leerkrachten over de relatie tussen de school en de ouders. Praten ouders en leerkrachten met elkaar over opvoedingszaken? Zijn leerkrachten bereid te luisteren naar ouders? In hoeverre tonen ouders zich betrokken bij het reilen en zeilen van hun kinderen op school? Is de schoolleiding goed bereikbaar? Wat kan er zoal verbeterd worden?
Het onderzoek laat zien dat er over het algemeen tevredenheid heerst over de school als service-instituut. "Als je met zaken komt, zeker als het wat algemener is, heb ik de indruk dat daar wel wat mee gedaan wordt. En dat heb ik als heel positief ervaren ... Op die manier wordt je inspraak beloond. Dan krijg je het gevoel als ik iets heb dan ga ik er ook mee naar toe". Leerkrachten blijken voldoende bereid om te luisteren naar ouders, op de meeste scholen wordt jaarlijks een informatie-avond georganiseerd waarop in grote lijnen de doelen en werkwijzen van de school worden uiteengezet, ouders worden in de gelegenheid gesteld zich via krantjes te informeren over het beleid en de activiteiten van de school, ouders worden uitgenodigd te participeren aan ouder- en thema-avonden, etc. Het onderzoek toont echter ook dat leerkrachten, maar met name ouders, veel minder tevreden zijn over de relatie tussen school en gezin, als het gaat om het contact over opvoeding. Over opvoeding wordt meestal pas gesproken op het moment dat er een concreet probleem speelt. Bijvoorbeeld wanneer een kind vaak gepest wordt of regelmatig slaperig in de klas zit. "Er wordt nooit expliciet over gesproken ... Wel allerlei praktische zaken worden op papier gezet maar nooit of je op één lijn zit qua opvoedingsideeën. Het komt naar buiten als er iets aan de hand is. Dan merk je het pas. Dan leer je pas kennen van wat denkt iedereen". Veel leerkrachten delen deze kritiek met ouders: "Over puur het opvoeden van de kinderen, dat komt eigenlijk nooit ter sprake. Waar je het over hebt is over de leerprestaties van de kinderen. En over het gedrag maar dan is het altijd over het gedrag als er iets mis is in het gedrag. Want wat goed is dat laat je goed, daar hoef je verder niet over te praten is de stelling meestal. Maar wat slecht is daar moet je wat aan doen en dan is er contact over met die ouders".
Ouders blijken niet voldoende op de hoogte van de opvoedingsideeën van de school. Ze weten bijvoorbeeld niet goed hoe en vanuit welke visie leerkrachten handelen in opvoedingssituaties. "Bijvoorbeeld wat je er aan doet als er gediscrimineerd wordt. Hoe je je dan opstelt. Je bent er allemaal over eens dat dat dan niet mag gebeuren, maar dan, wat doe je er aan? Daar zullen grote verschillen over bestaan. Ik denk dat daar ad hoc op gereageerd wordt en als het heel ernstig is dan wordt er snel vergaderd. Ik weet het niet precies". Volgens zowel ouders als leerkrachten hebben ouders echter grote behoefte aan informatie en communicatie over opvoeding op school. "Ouders zijn kritischer geworden. Ze komen eerder verhaal halen. De media speelt daar toch een heel belangrijke rol in. Ze komen meer te weten, ze willen weten hoe dingen benaderd worden".
Welke verklaring kan er nu worden gegeven voor het feit dat ouders en leerkrachten zo weinig met elkaar spreken over opvoedingszaken? Uit de groepsinterviews en paneldiscussies zijn wat dit betreft twee belangrijke oorzaken naar voren gekomen. De voornaamste reden heeft volgens ouders en leerkrachten betrekking op het emotionele karakter van de thematiek. Praten over opvoeding wordt al gauw als bedreigend ervaren. "Opvoeden is natuurlijk helemaal iets wat de laatste jaren misschien bespreekbaar wordt maar door sommige mensen als een falen wordt gezien als je zou toegeven: ja ik zit met mijn kind en wat moet ik ermee". Veel ouders vinden opvoeding een uiterst kwetsbaar onderwerp om over te praten. "Met wie praat ik ooit over opvoeding. Met een hele intieme vriendin waarbij ik durf te zeggen wat misgaat. Ik heb best wel vragen, ook over waarden en normen, hoe breng je dat in de opvoeding als je bijvoorbeeld niet meer gelovig bent waarbij je dat dan terug zou vinden. Maar dat vind ik een heel kwetsbaar onderwerp. Dus ik zou die leerkracht heel goed moeten kennen om daar vertrouwelijk ... dus misschien ga ik het zelf als ouder nog wel een beetje uit de weg als er geen problemen zijn".
Een tweede reden is gelegen in de geneigdheid van leerkrachten om ouders vooral te informeren over wat er op school gaande is, in plaats van met ze te communiceren. Ouders hebben echter, zeker als het een persoonlijk onderwerp als opvoeding betreft, ook behoefte aan het uitwisselen van ideeën en ervaringen. "Om een voorbeeld te noemen: ieder jaar is er een overleg met de ouders waarin uitgelegd wordt wat er dat jaar gaat gebeuren. Ik zeg nu overleg maar het is een informatie-avond, éénrichtingsverkeer van dit gaan wij doen ... Ik heb nog niet vaak de vraag gehoord van zo en zo gaan we het doen en vinden jullie dat goed". Duidelijk is geworden dat er over het algemeen weinig overleg plaatsvindt tussen ouders en leerkrachten over waarden, normen en opvoedingszaken. Leerkrachten weten dan ook vrijwel niets van de opvoedingsideeën van ouders. "Ouders waarbij niets aan de hand is met hun kind waar je het eigenlijk niet zo vaak over hebt, wat voor ideeën hebben die waar ze ontevreden over zouden kunnen zijn. Dat weet ik niet".
Als gevraagd wordt naar de mogelijkheden om het contact over opvoeding tussen ouders en school te verbeteren worden verschillende suggesties gegeven. Veel ouders hebben bijvoorbeeld behoefte aan een herhaling van de algemene informatie-avond die meestal aan het begin van elk schooljaar plaatsvindt. Daarbij wordt de wens uitgesproken om deze avond eens op klasniveau te organiseren. Kleinschalige bijeenkomsten vergroten volgens velen de betrokkenheid bij de school. Ook wordt voorgesteld dat scholen op dit soort avonden meer expliciet hun opvoedingsideeën kenbaar maken. Ouders hebben behoefte aan openheid van zaken. "Ik mis wel vaak een stukje duidelijkheid. Dan wordt er gezegd we gaan het hebben over weerbaarheid. Dan denk ik: zeg er nou eens een keertje bij waarom, hoe je daar aan komt". Bovendien pleit een aantal ouders ervoor om meerdere keren per jaar ouderavonden te organiseren, waarbij naast de aandacht voor de schoolprestaties, ook ruimte moet zijn voor een gesprek over opvoeding. Naast het organiseren van informatieve bijeenkomsten zou volgens ouders en leerkrachten de dialoog over opvoeding gestimuleerd moeten worden. Gedacht wordt dan aan bijeenkomsten waarop ouders en leerkrachten discussiëren over concrete thema's als regels, pesten, geloof of waarden. Voor leerkrachten zijn dat gelegenheden om zich op de hoogte te stellen van de wensen en verwachtingen van ouders omtrent opvoedingsvraagstukken. Ook kan worden gedacht aan avonden waarop ouders met elkaar van gedachten wisselen over opvoeding. Veel ouders blijken vooral op zoek naar herkenbaarheid. Het delen met elkaar van ervaringen is daarbij een welkome hulp.
Verder wordt voorgesteld om de (schriftelijke) informatiestroom van school naar ouders over opvoedingszaken te vergroten, enige ruimte te reserveren in het rapport voor een verslag over waarden, normen en sociaal gedrag van kinderen en het scheppen van een toegankelijke en vertrouwde omgeving voor ouders. "Dat de school voor ouders ook een veilige plek wordt. Want er zijn ook een heleboel ouders die slechte schoolervaringen hebben. Ik denk niet dat je moet onderschatten hoeveel ouders dat zijn die de school als heel naar ervaren hebben, als een ontzettend vervelend instituut".
Over het algemeen zijn ouders en leerkrachten het eens over het belang van de samenwerking tussen de school en het gezin op het gebied van de opvoeding. Om dat te realiseren is het nodig om regelmatig contact te hebben met elkaar en elkaar te informeren over visies op opvoeding. Naast het feit dat dit nog te weinig plaatsvindt, vormt ook de betrokkenheid van slechts een klein aantal ouders bij de school een probleem. Het zijn volgens de leerkrachten meestal dezelfde ouders die hun gezicht laten zien en zich bereid tonen iets extra's te doen. Terecht maken veel leerkrachten zich hier zorgen over. Met name in het belang van het (jonge) kind zouden eigenlijk alle ouders de school met enige regelmaat moeten bezoeken. Toch is het niet zo dat het niet-bezoeken van de school altijd het gevolg is van een veronderstelde desinteresse van de ouders. Oorzaken blijken vaak ook gelegen in de kloof tussen de verwachtingen van de school en de mogelijkheden van de ouders om aan deze verwachtingen te voldoen. Slechte onderwijservaringen, statusverschillen, onmondigheid en tijdgebrek kunnen voor ouders redenen zijn om zo min mogelijk te participeren aan ouderavonden, informatiebijeenkomsten en schoolse activiteiten. Vanuit deze optiek is het voor leerkrachten zinvol om beter zicht te krijgen op de motieven van ouders om de school al dan niet te bezoeken. Het onderzoek laat echter zien dat leerkrachten vrijwel niets weten van de motieven van ouders en dat scholen over het algemeen weinig systematisch beleid voeren om ouders meer bij de school te betrekken. Wat dit betreft biedt het onderzoek enkele aanknopingspunten om de relatie tussen de school en de ouders te verstevigen. Juist het gesprek over opvoeding kan een middel zijn om de samenwerking tussen ouders en leerkrachten te stimuleren en de betrokkenheid van ouders bij de school te vergroten. Ouders voelen zich emotioneel verbonden met de opvoeding van hun kinderen en hebben over het algemeen veel behoefte aan het delen en uitwisselen van ervaringen wat dit betreft. De wijze waarop leerkrachten de samenwerking met de ouders willen realiseren zou expliciet in het opvoedingsbeleidsplan van de school moeten worden beschreven. Leerkrachten kunnen daarvoor onder andere denken aan de volgende aandachtspunten.
Han Leeferink
Afdeling Onderwijskunde
Klaassen, C. & Leeferink, H. Partners in opvoeding in het basisonderwijs. Ouders en docenten over de pedagogische opdracht en de afstemming tussen gezin en school. Assen: Van Gorcum. Leeferink, H. (1999). Samen werken aan opvoeding. De wereld van het jonge kind, 26, 5, 138-141. Leeferink, H. (1999). De leerkracht als opvoeder. De wereld van het jonge kind, 26, 6, 171-173.
* Met toestemming van de redactie overgenomen uit:
Terug naar Studiehoek 2: Artikelen |