Visies op opvoeden en onderwijzen.
Wat valt er te kiezen? Hoe je over onderwijs denkt wordt in hoge mate bepaald door je eigen opvoeding en de omgeving waarin je opgroeide. Van onderwijsgevenden mag verwacht worden dat ze in staat zijn om zicht te hebben op de achtergronden van hun opvoedings- en onderwijsfilosofie. Leerkrachten maken dagelijks tientallen keuzes op basis van deze gedachten. Ze beïnvloeden er hun leerlingen mee. Er zijn nogal wat indelingen gemaakt, om ons onderwijsland in kaart te brengen. Van de vele kiezen we er een die de belangrijkste dilemma's van een leerkracht weergeeft.
In opvoeding en onderwijs heb je te maken met twee "polen" die tegenover elkaar liggen. Theodor Litt heeft ze in een beroemd geworden boek beschreven: Führen oder wachsen lassen?
De geschiedenis van onderwijs en opvoeding laat een voortdurend heen en weer pendelen zien tussen deze twee uitersten. De richting van het "laat maar groeien", ontstond in de achttiende eeuw. Rousseau was degene die deze gedachten uitwerkte. Hij leefde in de periode van de romantiek. De navolgers van Rousseau vinden dat kennis in relatie staat tot de eigen innerlijk ervaring en dat leren vanzelf gaat. Kinderen zijn uniek en dus moeten programma's op persoonlijke ontwikkeling gericht zijn. Van nature is de mens goed in de ogen van Rousseau. Wat kinderen willen is wat ze behoren te willen, vinden zijn navolgers. Er hoeft dus weinig energie gestoken te worden in de pedagogische opdracht van de school. De negentiende eeuw werd gekenmerkt door een nadruk op führen. Strak en streng moest er naar een doel gestuurd worden. Discipline was belangrijk. ("Zucht und Ordnung muß sein..). De omringende kultuur bepaalt volledig wat er geleerd moet worden. Kennis is volgens deze opvatting objectief en zintuiglijk meetbaar. Programma's zijn dan ook op die reproduceerbare kennis gericht en het meten ervan is een belangrijk doel voor de representanten van deze stroming. De cultuur bepaalt ook wat een kind behoort te willen. Desnoods moet de eigen wil van het kind worden onderdrukt om plaats te maken voor de geldende kulturele moraal. Een substantiele ethische benadering wordt voorgestaan. Aan het begin van de twintigste eeuw ontstaat er op het ideaal van "führen" een reactie. Een aantal beroemde onderwijsgevenden vindt, dat je meer vrijheid moet geven. Zij leggen de deugd min of meer in het midden. Kinderen moet je grote vrijheid geven, maar er moet ook gestuurd worden. Dat sturen hoort echter onopvallend te gebeuren, op de achtergrond. Kinderen komen verder in interactie met hun omgeving. Daarbij vallen in de ontwikkeling stadia te onderscheiden. Kennis ontstaat vanuit een evenwichtige relatie tussen het onderzoekende individu en de probleemsituatie. Leren doe je in deze opvatting ook samen met je omgeving en niet uitsluitend individueel.Vanuit een smalle basis van algemene waarden en normen is er sprake van rationele ethische principes die de grondslag vormen voor handelen. Bekende pedagogen als Freinet, Petersen, Montessori en Parkhurst brengen deze gedachten in de praktijk. Ze stichten scholen die er tot op de dag van vandaag nog zijn. Deze beweging uit het begin van deze eeuw wordt wel reformpedagogiek genoemd.
In de jaren zeventig bloeiden de ideeën van Rousseau weer sterk op. Economisch ging het ons voor de wind en daarmee nam de behoefte aan vrijheid toe. De "anti autoritaire beweging" wilde kinderen volkomen vrij laten. Nederland kende een aantal anti-autoritaire scholen en crèches. In de jaren tachtig en negentig van onze eeuw zien we dat het schoolklimaat weer in de richting gaat van "führen". Door de economische recessie wordt er "no nonsense" gedrag verlangd van mensen. Aanpassen en accepteren van leiding zijn weer in. Vrijheid wordt steeds meer ingeperkt en gevangen in regelgeving. Het schoolwerkplan, waarin scholen zelf hun visie mochten neerleggen, maakt plaats voor eindtermen in opdracht van de regering samengesteld. Prestaties moeten gemeten worden en de staat wenst nationale toetsen. Scholen worden op meetbare prestaties beoordeeld.
Uitgaande van de vraag naar de vrijheid van kinderen zou je de stromingen als volgt kunnen weergeven:
In het volgende schema worden de stromingen nog wat gedetailleerder bekeken. Aan de hand daarvan gaan we na wat de consequenties zijn voor de leersituatie. Een onderdeel daarvan is de software die een school kiest en de visie die er is ten aanzien van multi-media en ICT.
Stromingen in het onderwijs (beknopt overzicht)
Afhankelijk van het economisch klimaat, pendelen de opvattingen voortdurend tussen führen en wachsen lassen. Ook het Nederlandse onderwijsklimaat kent deze golfbeweging. Zoals al gesignaleerd bevindt ons land zich in een tweeledige ontwikkeling. Enerzijds is er de meer gesloten opvatting waarbij van regeringszijde gestuurd wordt (kerndoelen,beroepsprofielen, nationaal curriculum, controle op onderwijsresultaten en publikatie daarvan, meten van kennis, duidelijk beleid ten aanzien van waarden en normen). Anderzijds wil ons ministerie graag het leren zo vrij mogelijk ingericht zien, daarbij rekening houdend met verschillen in leertempo, ontwikkeling, culturele achtergrond etc. Daarbij moet er sprake zijn van leren leren, adaptief onderwijs en dient een proces van levensland leren op gang te worden gebracht. Kennis moet zoveel mogelijk zelf worden samengesteld door onderzoekend bezig te zijn .Met name de introductie van ICT roept deze wensen op, zoals neergelegd in de nota "Investeren in voorsprong".
Opleidingsdidaktiek.
Zowel voor leerstof als voor leerkracht wordt een vorm van standaardisering nagestreefd. Gaat het bij de leerstof om een nationaal curriculum, bij de leerkracht gaat het daarbij om duidelijke beroepseisen leidend tot een lerarenregister waarin men kan worden opgenomen. Voorstanders zien hiermee de kwaliteit toenemen terwijl tegenstanders een inperking van de creatieve krachten in ons onderwijs vrezen. In bovenstaande paradoxale situatie, zwevend tussen twee stromingen, verkeert de opleiding op dit moment. Voor hetontwerpen van een multi-mediale leeromgeving betekent het dat er keuzes moeten worden gemaakt en verantwoord. Binnen het project normen en waarden ligt de nadruk op het gecombineerde concept, waarin zowel fuhren als wachsen lassen een rol spelen. Het CD Rom prototype "De Bus" laat daarvan een voorbeeld zien. Terug naar Studiehoek 2: Artikelen |