Het perspectief en de ontwikkeling van waarden
Lezing VELON Congres 1995 Ede
drs. J.G. Valstar
WERTHALTIGKEIT De kwestie van waardenontwikkeling, of ruimer geformuleerd: de pedagogische opdracht, behoort tot de generale taken van het onderwijs. Deze stelling roept thans nauwelijks discussie op. Al was het maar vanwege de werthaltigkeit van al onze kennis (Imelman, 1991). "Geen enkele kennisinhoud is waardenvrij. De selectie tussen wat we wel en niet onderwijzen is gebaseerd op waardeoordelen". (Dasberg, 1993). En dan is er nog het verborgen curriculum. "Normen als aanpassingsbereidheid, arbeidsbereidheid, mobiliteitsbereidheid worden van leerlingen dagelijks verwacht en liggen vervat in regels, routines en rituelen van de school als instituut. Ook de prestatiemoraal en de competitie - of concurrentiemoraal zitten in het onderwijssysteem als zodanig ingebakken (Apple en King, 1977, geciteerd door Klaassen, 1993). "Wanneer we inzoomen op het onderwijs, dan valt op dat in het onderwijs de leerlingen veelvuldig en langdurig gesocialiseerd worden op het gebied van de normen, maar dat er naar alle waarschijnlijkheid veel minder sprake is van een socialisatie in waarden", zo stelt Klaassen. Hij constateert verder: "Expliciete activiteiten gericht op het bijbrengen van waarden besef ten aanzien van bijvoorbeeld grondwaarden vinden slechts in beperkte mate plaats. Het stimuleren van de morele ontwikkeling van leerlingen via systematische en didaktische verantwoorde methoden van waardencommunicatie komt in Nederland in de praktijk nog nauwelijks voor" (Klaassen 1993). Hoewel de praktische implicaties van de waardenkwesties vooralsnog aanleiding zullen geven tot voortgaande discussie, - zeker op opleidingsdidaktisch niveau, lijkt de consensus over de pedagogische opdracht als zodanig vrij algemeen. Juist om die reden kom ik hier terug op een kritische kanttekening die wellicht te weinig aandacht heeft gekregen (Dodde 1993). DE VALKUIL Dodde is van mening van de school niet is toegerust voor een opvoedende taak. "Veel verder dan een verbale overdracht van als betekenisvol beschouwde waarden en normen kan de school niet komen. Indien een complex van waarden en normen ver verwijderd is van de vertrouwde normatieve opvattingen, wordt de nieuwe informatie niet of nauwelijks opgenomen in het aanwezige kennisbestand van leerlingen en studenten" (Dodde 1993). Het probleem dat hier terecht door Dodde ter sprake wordt gebracht, is ook voor de lerarenopleiding een urgente kwestie. Want zelfs als aan de voorwaarde is voldaan van explicitering van de eigen oriëntaties van docenten (Valstar 1993) en zelfs als docenten bereid zijn vorm en inhoud te geven aan hetgeen door Veugelers wordt omschreven als waardenstimulering (Veugelers 1994) dan blijft de door Dodde gestipuleerde kwestie hoe dan ook de valkuil waarin 'de pedagogische opdracht' geruisloos zal verdwijnen. Tijdens de tweede helft van de lezing kom ik op deze kwestie terug, omdat hier ook op opleidingsniveau een interessante uitdaging ligt, die inmiddels op verschillende locaties in Nederland blijkt te zijn opgepakt. DIALOGISCHE RELATIE In zijn stellingname tegen Dasberg beperkt Dodde de taak van de school tot het bijbrengen van het leerbare en het ontwikkelen van vaardigheden. Naar zijn mening heeft de school vooral een informatieopdracht. (Dodde 1993). Helaas geeft hij geen nadere kwalificatie van die informatieopdracht. Wanneer het zou gaan om informatie over 'de wereld zoals deze werkelijk is', komt direkt de vraag op: vanuit welke referentiekader komt die informatie voort, en waar haalt de docent zijn maatstaf vandaan, en welke dialoog wordt in de klas gevoerd, en welk perspektief wordt de leerlingen geboden?
Het zijn vragen die weglopen uit ervaringen zoals die zijn verwoord door de oud-lerares klassieke talen Ida Gerhardt, opgetekend in: "Twee uur: de klokken antwoordden elkaar" (1971).
Werelden wederrechtelijk ontzegd
Ida Gerhardt heeft begrip voor de gymnasiasten die hun schriften op de brandstapel gooien.
Het smeulde nog: symbool van een regime
Als oorzaak voor het beschreven conflict dat in blinde onmacht wordt uitgevochten noemt ze:
(het gebrek aan) eerbied voor elkaar,
Wanneer ze echter de twijfel nabij is, is er ook de herinnering aan een oude tekst uit het werk van Plato, waarin het leren principieel als een relationeel gebeuren wordt gekarakteriseerd.
Een groene twijg, een lauwer ongerept
In de dialogische relatie gaat het om meer dan het bijbrengen van het weetbare en het ontwikkelen van vaardigheden: het gaat om zingeving en levensperspectieven.
PERSPECTIEF ALS BEELD Als metafoor bij het begrip perspectief zullen we gebruik maken van prenten van Albrecht Dürer (1471 - 1538). Geïnspireerd door Italiaanse kunstbroeders heeft Albrecht Dürer zich nadrukkelijk bezig gehouden met de principes van de waarneming. Met instrumenten als het perspectiefraam met matrix en de maatstaf poogde Dürer de vervorming bij het afbeelden van de werkelijkheid te corrigeren en de werkelijkheid vast te leggen. De noties zoals die in de vorige paragraaf zijn vastgelegd zijn alle 5 terug te vinden in de prent van de tekenaar (Uitsnede "Underweysung der Messung" Neurenberg 1525). Vanuit de prent zouden we onszelf de vraag kunnen stellen. Welk perspectief op de werkelijkheid hanteer ik in onderwijsleerprocessen? En is het "het betere" perspectief? Wanneer is er sprake van een vertekening van het perspectief? Met welke argumenten kan ik mijn standpunt, mijn kijkrichting en mijn maatstaf beargumenteren? En wat zijn de implicaties van mijn perspectief voor het maatschappelijk handelen? PERSPECTIEF ALS BLIKOPENER Waarden zijn niet los verkrijgbaar maar per definitie contextueel en als zodanig gebonden aan tijd, plaats en personen. Hetzelfde geldt voor het perspectief. Delhaas en Koekkoek hanteren in Tot Achter De Horizon, lessen in waardenvorming, een scholingsgids voor NMW-docenten, 1994, dan ook drie referentiekaders van waaruit gewerkt kan worden, te weten: een tijdsperspectief, een plaatsperspectief en een persoonsperspectief. In het laatste geval maken zij een onderscheid tussen vijf persoonsperspectieven (ik-, jij-, wij-, zij- en men-perspectief). Daarvan achten zij alleen de eerste vier zinvol. Het is van belang voor het proces van waardenvorming dat de ingenomen perspectieven worden onderkend; dan kunnen zij werken als blikopener. De implicaties van het werken met (verschillende) perspectieven is ook inmiddels in allerlei methoden voor het onderwijs terug te vinden, vooral bij mens- en maatschappij vakken. In de literatuurkunst en de filmkunst is de kwestie van perspectief en identificatie reeds veel langer een kwaliteitsfactor van de eerste orde (Dresden, 1971). Men leze bijvoorbeeld "De Madonna met de buil (en andere verhalen)", van Ward Ruyslinck, of "De donkere kamer van Damocles" van W.F. Hermans. De kracht van beide verhalen zit met name in de hantering van de perspectieven. PERSPECTIEF ALS LEERMIDDEL De werking van het perspectief is voor Ward Ruyslinck een structureel middel om de grondgedachten van zijn verhaal te realiseren. De lezer wordt door confrontatie met elkaar uitsluitende perspectieven uitgenodigd zelf een standpunt in te nemen en een eigen blikrichting te bepalen. Deze methode wordt van oudsher gehanteerd in leerverhalen. Men leze er maar de gelijkenissen uit Tenach en Evangelie op na. Bijvoorbeeld het verhaal dat de profeet Nathan aan David vertelt, of de gelijkenis van de Verloren Zoon. Ook in andere levensbeschouwelijke tradities treft men een gelijksoortige hantering van het perspectief aan (- ik beperk mij hier tot de Joodse traditie). Methodisch en inhoudelijk gebeurt dat wellicht het meest nadrukkelijk in de gelijkenis van de Samaritaan. De rabbi uit Nazareth keert daarin de vraag van zijn opponent totaal om. En door de radicale wisseling van het perspectief wordt de luisteraar/lezer uitgenodigd om te komen tot een Umwertung. Wie eenmaal oog heeft gekregen voor perspectiefwisseling als structureel middel, zal ontdekken dat Jezus optimaal van dit leermiddel gebruik maakt. Hij past het zeer frequent toe om essentialia van het geloven op tafel te krijgen. Voortdurend kiest hij het Koninkrijk Gods als standpunt en vanuit dat perspectief zet hij op een even aanstootgevende als paradoxale wijze vigerende waarden op hun kop. Met als uiterste consequentie de opdracht om de vijand lief te hebben. Daarmee wordt de mogelijkheid ontsloten om de negatieve spiraal en de vicieuze cirkel van het kwaad transmimetisch te overstijgen. De godsdienstfilosoof Vroom (1994) spreekt in dit verband over de decentrering van het subject. Hij acht de decentrering kenmerkend voor veel verhalen uit de Bijbel. Het behoeft geen toelichting dat studenten op rooms-katholieke en protestants-christelijke lerarenopleidingen alleen al vanwege de implicaties die inherent zijn aan de genoemde decentrering van het subject, een contextuele inleiding in de betekenissen van de Schrift behoren te krijgen. Bijvoorbeeld door contextuele lezing en uitleg van authentieke documenten en door confrontatie met modellen uit de Wirkungsgeschichte. Van het laatste is de behandeling van de Misantroop (Breugel) een illustratie. In dit meesterwerk nodigt de kunstenaar de kijker uit het eigen standpuntgebonden perspectief te verlaten en de werkelijkheid met andere ogen te zien (Valstar 1991). De praktijk leert dat studenten op de PABO Windesheim de hier aangeduide perspectiefwisseling en de decentrering van het subject welhaast als een Copernicaanse omwenteling ervaren. OPLEIDINGSONDERWIJS Nu we toch via de kwestie van het perspectief bij het opleidingsonderwijs zijn beland, herhalen we enkele aandachtspunten die in deze bijdrage werden gearticuleerd. Aandacht voor waardenstimulering (Veugelers, 1994) in het opleidingsonderwijs impliceert onder andere expliciete behandeling van:
OPLEIDINGSCONCEPT EN SUBJECTIEF CONCEPT Tenslotte wil ik aandacht vragen voor een nieuw item dat in de wereld van de PABO's steeds meer aandacht krijgt, maar - voor zover ik weet - nog niet is gerelateerd aan de kwestie van de waardenontwikkeling. Het betreft de problematiek die wel wordt aangeduid met de term: "subjectief concept" (Vreugdenhil 1993) of ook wel "conceptuele uitwisseling" (Knol en Tillema, 1995). In de recentelijk geformuleerde opleidingsdidaktiek van de Pabo Windesheim heeft de kwestie van het subjectief concept een prominente plaats gekregen. Dat wordt duidelijk wanneer men kennis neemt van enkele passages uit een interne notitie. Daarin is het subjectief concept een synoniem voor 'vertrouwde normatieve opvattingen' (Dodde 1993), oftewel het waardengeladen en standpuntgebonden perspectief van de student.
OPLEIDINGSPERSPECTIEF Opleidingen die met het subjectief concept, c.q. conceptuele uitwisseling aan de slag willen, dienen zich te realiseren dat zulks alleen maar mogelijk is wanneer zij hun opleidingsconcept profileren en op vragen naar perspectieven op de werkelijkheid een antwoord geven. Zo niet, dan mag men verwachten dat leraren in spe het risico lopen overgeleverd te worden aan de subjectieve concepten van individuele docenten. Onderwijsinstellingen die hun verantwoordelijkheid op instituutsniveau laten liggen en geen inhoudelijke consensus tussen docenten/ vakgroepen van de grond krijgen, trekken een zware wissel op de docenten die de problematiek van het subjectief concept serieus nemen.
LITERATUUR ANKERSMID, F., Denken over geschiedenis. Een overzicht van moderne geschiedfilosofische opvattingen, Amsterdam 2986. DASBERG, L., Meelopers en dwarsliggers. Rede uitgegeven door Dagblad Trouw, Amsterdam 1993. DEEN, N., Normen en waarden in het onderwijs, in: Mensen scholen mensen, Groningen 1992. DRESDEN, S., Wereld in woorden, beschouwing over romankunst, Den Haag 1971. DELHAAS, R.J., KOEKKOEK, H.H.M., Tot achter de horizon. Lessen in waardenvorming, een scholingsgids voor NME-docenten, Enschede 1994.
DEURSEN, A.Th. VAN, De zin van het herdenken.
DODDE, N.L., Onderwijs niet geschikt om waarden en normen bij te brengen in: Didaktief, oktober 1992. DUBERY, F., Drawing systems, London 1972. GERHARDT, I., Twee uur: de klokken antwoordden elkaar, Amsterdam 1979. HAAFTEN, W. VAN, Engagement en discursus, in: Onderwijs en verantwoordelijkheid van de toekomst, Amersfoort 1990. IMELMAN, J.D., Citaten in: Brede maatschappelijke discussie nodig. Uitleg 1991, nr. 17. KLAASSEN, C., De pedagogische opdracht in een postmoderne tijd. Tijdschrift VELON 1993, 4. KNOL, W., TILLEMA, H., Leren onderwijzen via conceptuele uitwisseling. Tijdschrift VELON 1995, 2. KORTHAGEN, F., Het bevorderen van reflectie in groepen a.s. leraren. Tijdschrift VELON 1995, 2. LODEWIJKS-FRENCKEN, E., De morele opvoeding van het jonge kind, Baarn 1994. McLLER, B., Menschlich - Allzumenschlich, Mhnchen 1992. OOSTERHEERT, I., Inhouden van het subjectief concept van aspirant leraren basisonderwijs. Tijdschrift VELON 1994, 1. ROEGHOLT, S., Meerperspectivisch onderwijs (dis.), Amsterdam 1995. RUYSLINCK, W., De madonna met de buil, Amsterdam 1959. STEUTEL, J.W., Twee centrale doelen van de morele opvoeding, in: Pedagogisch Tijdschrift, Amersfoort 1984. VALSTAR, J.G., De werkelijkheid zien, in: O. Mulder, J.G. Valstar, Met Andere Woorden, Groningen 1986 (Handleiding II). VALSTAR, J.G., De pedagogische opdracht in een internationaal perspectief. Tijdschrift VELON 1994, 2. VALSTAR, J.G., Values in an educational context. Review Babes Bolyai University, Cluj 1995.
VALSTAR, J.G., Kunst als leermiddel, in: Gods-
VEN, J. VAN DER, Vorming in normen en waarden, Kampen 1985. VERMUNT, J., Leerstijlen en leerstrategieNn van studenten. Tijdschrift VELON 1994, 3. VEUGELERS, W., Docenten en de pedagogische opdracht van het onderwijs. Tijdschrift VELON 1994,4. VERHOEVEN, C., Mensen in een grot, Baarn 1983. VREUGDENHIL, K., Didaktische werkvormen en reflectietechnieken. Uitgave: APS, Utrecht 1993. VROOM, H.M., Verhalen voor een bezield verband, in: Dagblad Trouw 28-12-1994. ZWAAGSTRA, S., Van de lerende student naar Ida Gerhardt, in: Symposiumbundel Lustrum PABO, Christelijke Hogeschool Windesheim, Zwolle 1994.
|